Ter gelegenheid van de opstart van de Vlaamse Belbin masterclass ging het in de rand ook over het coachen en de “coach”.
Een gesprek met Rob Groen (CMB):
Noem je jezelf wel eens “coach” , Rob ?
Iedereen mag zichzelf een coach noemen. En ik geef toe, ik doe dat zelf ook wel eens. “Inderdaad, ik ben een coach” zeg ik dan.
Wat wil je dan dat men begrijpt ?
Vermoedelijk snapt men dat je er op uit bent om iemand te helpen. Door gesprekken te voeren, door oefeningen te doen, door adviezen te geven, door oplossingen aan te reiken of juist niet. Door beschikbaar te zijn als de ander je ergens voor nodig heeft. Face to face, via de telefoon of via het internet. Kortom door jezelf aan te bieden als praatpaal, klankbord of oefenmeester of misschien iets heel anders.
Geef je wel eens een echte definitie mee ?
Ik heb er nog nooit een goede definitie voor kunnen vinden en misschien vind ik dat ook wel zo prettig. Dat maakt het in ieder geval mogelijk om het coach-zijn op mijn eigen manier inhoud te geven en om wat ik doet op mijn eigen manier te legitimeren.
Oorspronkelijk is een coach(man) een koetsier: iemand die de coach (de koets, in dit geval) voorrijdt en je wegbrengt naar de gevraagde bestemming.
Nu hadden koetsiers in die dagen (19e eeuw, begin 20e eeuw) de naam wereldwijze, “streetwise” mensen te zijn die de routes in de stad en op het land op hun duimpje kenden, en wisten waar je de mosterd haalde.
Een soort navigatiesysteem ‘avant la lettre’, in hoed en pandjesjas. Zoals je vandaag de dag een taxichauffeur kunt vragen je naar bepaalde plaatsen in de stad te brengen, en je de TomTom inmiddels voor nog veel meer kunt raadplegen dan alleen de snelste route, zo kreeg de uitdrukking to coach someone langzaamaan een andere betekenis: namelijk iemand helpen de weg te vinden, iemand helpen een doel te bereiken.
Wel Rob, de koets laat ik wel eens voorrijden bij infogesprekken rond de loopbaancoaching sessies….
(RG) Welbeschouwd lijkt me dat nog steeds een aardige definitie van een coach: die van een koetsier, die je desgevraagd kan adviseren over de routes, de tijden, de alternatieven en de gevaren onderweg, die je gezelschap houdt als je daar behoefte aanhebt, maar die je uiteindelijk toch brengt op de plaats waar jij wilt zijn....
...dat beeld, merk ik, helpt me om te bepalen wat wél en wat niet bij de rol van een coach past.
…wetende dat wie er onderweg afspringt dat op eigen risico doet.
Ja, over springen gesproken. De sprong naar de wereld van de sport en de studie is snel gemaakt. In die context is een coach iemand die je door gerichte oefeningen en trainingen voorbereidt op een belangrijke gebeurtenis: een wedstrijd, een examen, een testcase (en het is deze betekenis die met name in de Engelstalige landen nog sterk domineert).............. Onvermijdelijk is een coach in deze betekenis dus ook iemand die het betreffende vak, de sport of de studie, zelf heel goed beheerst. Of beheerst heeft. En vanuit die meer-kennis en ervaring een instructieve, educatieve of informatieve relatie aangaat met de te coachen persoon.
Je wil meer zeggen niet ?
Bij deze omschrijving voel ik me persoonlijk wat minder thuis, omdat het een bepaald soort ongelijkwaardigheid veronderstelt die ik, anders dan met een ‘trainer’ of ‘oefenmeester’, niet zoek met een ‘coach’. Zelfs al kun je redeneren dat het “vak” van waaruit je je tot de ander verhoudt, het leven zelf is, dat het examen dat de ander voorbereidt een ingewikkeld levensvraagstuk is en dat de meer-kennis die je inbrengt, verwijst naar jouw verzamelde levenswijsheid, dan nog is het maar zeer de vraag of mijn persoon, mijn leven, mijn vragen en mijn antwoorden als oefenstof mogen dienen voor die van een ander. Dat doet een koetsier ook niet.
Is bij jullie in Nederland een coach ook meteen een therapeut?
Die omschrijvingen lijken sterk te overlappen (een therapeut is, letterlijk genomen, een dienaar die gericht is op verzorging en genezing) en ik ken verschillende coaches die de al dan niet denkbeeldige grens tussen een coachingsgesprek en een therapeutisch gesprek fluitend, zonder enig bezwaar en aarzeling, oversteken.
Zo hoorde ik laatst een coach zichzelf aan een klein groepje gloedvol introduceren als iemand “die gericht is op het héél maken van je persoon, niet minder dan dat, en die niet rusten zal voordat hij contact heeft gemaakt met de kern van je ziel; ik ga niet tót het gaatje, ik ga dóór het gaatje” - waarop iedereen geschrokken zijn stoel wat naar achteren schoof.
Dit voorbeeld, hoewel het een beetje ronkt, maakt voor mij wel een verschil duidelijk: een therapeut gaat verder dan een coach. Om het beeld van de koetsier er maar eens bij te halen: een therapeut is iemand die zelf een doel formuleert, die vanuit zijn vakkennis weet wat goed voor je is, wat genezing brengt, en zegt waar de reis heen moet gaan. Een koetsier doet dat niet. Die laat dat toch uiteindelijk aan jou over.
Dat laatste pas ik inderdaad ook toe als ik de koets en koetsier gebruik als beeld.
Ja, zoals het beeld van de koetsier me aldus helpt om mijn rol van coach een beetje af te bakenen van die van trainer en oefenmeester (de ‘coach’ in die andere betekenis van het woord) en van die van therapeut, zo laat het me ook zien wat er allemaal wél aan rollen en betrekkingen mogelijk is. Als de cliënt eenmaal is ingestapt, zijn bestemming heeft aangegeven en de koets zich in beweging zet, kunnen de koetsier en zijn reiziger zich op vele manieren tot elkaar verhouden, in een voortdurend en wisselend spel van betrekkingen. Als reisgenoot en als mede-toerist (“o, dat treft, ik wil óók die kant op”), als verhalenverteller en als luisteraar, als tipgever en als gids, als stewardess en als navigator. Als….
Rob Groen is af en toe m’n koetsier, maar altijd m’n Belbin reisgenoot. Hij neemt het m’n teamrollen ongetwijfeld niet kwalijk dat ik zijn verhaal zo heb weergegeven (met dank aan de Interplace bloggers).
p.s. : wil je meer (verhalen) horen van Rob Groen stap dan in de “koets” en kom naar de Belbin dag in Lommel op 16 november.