top of page
Writer's pictureRuddy Vinck

Andersen, Belbin, Grimm and me


Op het LinkedIn platform heb ik een post geplaatst waarbij ik even stil sta bij de diversiteit. Aanleiding was het denkspoor richting Rob Groen, zijn bedrijf CMB en het daarvoor gekozen logo. Dat verwijst immers naar de Bremer stadsmuzikanten, een sprookje van Grimm.

Wie zin heeft en het sprookje niet kent of het zich niet meer herinnert kan hier een "Er was eens" beknopte en vrije samenvatting van de Bremer stadsmuzikanten lezen.

Veel plezier ermee en laat het vooral inspiratie geven voor bestaande en nieuwe maar toch vooral diverse teams.

Een oude ezel had zijn leven lang voor een molenaar gewerkt. Toen de molenaar de ezel liet horen dat “het tijd wordt dat ik jou eens vervang voor een fris, jong ezeltje!’ dacht deze ‘Ik kan best nog wel iets hoor! Weet je wat, ik vertrek naar Bremen om daar stadsmuzikant te worden.’. onderweg ontmoette hij een jachthond. "Wat lig jij daar te hijgen" vroeg de ezel. "Ach.." zei de hond "..omdat ik oud word en op de jacht niet meer mee kan, heeft mijn meester mij willen doodslaan en heb ik de benen genomen. Wat kan ik nu nog doen?" ‘Mijn baas vond me ook te oud, ga met mij mee, ik ben op weg naar Bremen om stadsmuzikant te worden’, zei de ezel.

En samen trokken ze verder. Even later zagen ze een zwarte kat zitten, die er niet erg vrolijk uitzag. ‘Ik ben het huis uit gevlucht’, zei de kat. ‘Ik had een heerlijk leventje, maar nu ik niet snel genoeg meer ben om muizen te vangen, wil mijn bazin me kwijt!’ ‘Katten kunnen ’s nachts toch prachtige muziek maken? Ga mee naar Bremen. Met zijn 3 zijn we een geweldig muzikaal trio!’, zei de ezel.

Wat later zagen ze op een hofstede een haan zitten kraaien of zijn leven er vanaf hing. "Ik heb altijd mooi weer voorspeld..." jammerde de haan, "...maar morgen voor zondag komen gasten en vrouw des huizes heeft gezegd dat ze mij in soep wil hebben. De ezel twijfelde niet “Ga toch met ons mee’. Met zijn vieren trokken ze verder en zongen ze hun eigen lied:

We zijn al oud maar niet versleten Een ezel, een hond, een kat en een haan En wie het vraagt die mag het weten: Wij kunnen samen de wereld aan!

Bremen bleek verder te zijn dan ze dachten. In een donker bos hielden ze halt voor de nacht bij een klein boshuisje. De ezel gluurde voorzichtig naar binnen. ‘Oei, het is een echt rovershol!’ fluisterde hij tegen de anderen. ‘Ik zie drie rovers. Ze zitten te drinken aan een tafel die vol staat met lekkere dingen.’ ‘Wij lusten ook wel iets,‘ sprak de haan, ‘maar hoe pakken we dat aan?’ ‘We zullen ze laten schrikken’, zei de ezel. ‘Ik heb een idee!’ Hij legde de anderen zijn plan uit. Even later sprong de hond op zijn rug. De kat ging op zijn beurt op de rug van de hond staan en de haan fladderde omhoog, om helemaal bovenop te gaan zitten. Zo vormden ze een toren van dieren. Dat zag er raar uit in het donker! Toen begon het kwartet te zingen. De drie rovers schrokken vreselijk van het lawaai en van die onverwachte grote, donkere gestalte die plotseling naar binnen denderde. Over elkaar heen struikelend, vluchtten ze het huis uit, uit schrik voor die verschrikkelijke bosgeest die binnenkwam.

De 4 vrienden gingen aan tafel zitten en lieten het eten zich prima smaken. Na de maaltijd voelden ze pas hoe moe ze eigenlijk waren. Ze doofden het licht en ieder zocht, geheel naar zijn eigen aard, de makkelijkste slaapplaats uit. De ezel op de mesthoop, de hond achter de deur, de kat bij de haard en de haan in de hanebalken. Zij sliepen weldra in.

Toen het middernacht was en de rovers zagen dat er geen licht meer brandde, stuurde de hoofdman één van de rovers op onderzoek uit. De rover sloop binnen en vond alles in rust. Bij de ogen van de kat, die hij voor gloeiende kolen hield, stak hij een lucifer aan. De kat sprong overeind, in zijn gezicht, en krabde waar hij kon. De rover schrok geweldig, wilde naar buiten hollen en struikelde over de hond, die hem meteen in zijn been beet. De vluchtende rover werd daarna door de ezel op de hoeven genomen, en terwijl hij naar buiten vloog kukelde de haan zo hard hij kon De rover rende terug alsof de duivel op zijn hielen zat.

"O wee, in het huis zit een bende monsters, een afschuwelijke heks die m’n gezicht heeft kapot gekrabd, een man met een mes, die in m’n been heeft gestoken, een monster met een knuppel, die me afgeranseld heeft; en boven op het dak roept de rechter ‘breng hier die schurk’"

De andere rovers beefden van angst en renden hard weg. De rovers hebben zich niet meer laten zien en het huisje beviel de Bremer Stadsmuzikanten zo goed dat ze er nooit meer zijn weggegaan.

De Bremer stadsmuzikanten is een bijzonder verhaal over de succesfactor diversiteit en over de kracht van samenwerken. Of hoe je van onvolmaakte wezens, een volmaakt team kan maken, als ieder is, die hij in wezen is.

Recent Posts

See All
bottom of page